De oudste zoon in de beroemde gelijkenis zien we voor ons als een wrokkige en bittere buitenblijver die niet mee wil feestvieren. ‘Die zoon van u’, zegt hij, in plaats van: 'mijn broer'. Dat spreekt boekdelen. Maar hoe is dat zo geworden? Een poging om in de huid van de oudste te kruipen...
BROER
Ik ben de oudste van ons tweeën.
Heb me altijd verantwoordelijk gevoeld.
Voor de boerderij, de dieren, de gereedschappen.
En voor hem.
Toen hij nog klein was, keek hij tegen me op.
Maar dat veranderde in de loop der jaren.
Hij begon me uit te dagen.
Vond dat ik te braaf en te gehoorzaam was.
Noemde me een pleaser.
Hij weet niet hoe vaak ik hem in de luwte heb gehouden.
Hoe vaak ik heb opgepakt wat hij liet liggen, omdat meneer zijn bed niet uit kon, te laat thuis was, teveel gezopen had...
Van hem kreeg ik nooit een bedankje.
Maar ook mijn ouders zagen blijkbaar niet, hoe vaak ik een paar stappen harder moest zetten, omdat hij het liet afweten.
Ik ben niet jaloers op zijn manier van leven, al klinkt het nu alsof ik dat ben.
Maar wat me steekt is, dat hij nu weer in het middelpunt staat.
En dat ik nooit echt gezien ben.
Pa wil dat ik ook kom feesten.
Ik zal wel toegeven, zoals altijd.
Maar ik heb even tijd nodig voor ik weer ruimte voor hem heb … voor dat kleine broertje van me.
Comments