Mijn buurjongetje Henkie S. en ik voetbalden met elkaar, speelden cowboytje en waren tussen kerst en oud en nieuw eendrachtig bezig met het verzamelen van kerstbomen voor het oudejaarsvuur. Maar, al maakten we daar zelf geen punt van, iets scheidde ons (en onze gezinnen) van elkaar: wij waren gereformeerd, de familie S. was katholiek. We bezochten derhalve andere scholen en een andere kerk en ik denk dat ik pas tijdens een vakantie in Frankrijk, zo rond mijn zestiende levensjaar, voor het eerst een katholieke kerk van binnen heb gezien. Als toerist wel te verstaan, niet om er te bidden.
Toen Henkie de wens te kennen gaf, lid te willen worden van mijn voetbalclub DOS (Door Oefening Sterk) ’32, een protestantse sportvereniging met flink wat gereformeerde ouderlingen in het bestuur, onder voorzitterschap van mijn vader, werd daar bij ons thuis een speciale bestuursvergadering aan gewijd. Met als resultaat dat Henkie toegelaten werd. Hij heeft vermoedelijk nooit geweten wat voor voortrekkersrol hij in de oecumene gespeeld heeft!
Afgelopen zondag begon de wereldwijde gebedsweek voor de eenheid van de christenen. Katholieke en protestantse kerkgangers kwamen, of komen aanstaande zondag, samen onder één dak en pastoors en dominees treden broederlijk/zusterlijk op in een eendrachtig voorbereide dienst. Het is gewoon geworden, gelukkig, maar ruim vijftig jaar geleden hadden de A’tjes van DOS ’32 het bijna zonder Henkie moeten doen. Met dank aan mijn vader die vurig voor Henkie heeft gepleit.