Het zwembad dat we als buurtbewoners delen, is – schat ik – zo’n meter of vijftien lang en vijf meter breed. Mooi helder water, tikkeltje zout. Het is omgeven door een hek, gecamoufleerd met coniferen, en er is een royaal terras bij met luie stoelen en bankjes. En twee douches, want je gaat dat schone water niet in zonder eerst alle luie zweet en stof van je afgespoeld te hebben.
Na de siësta komen we als buurtbewoners voor een frisse duik naar buiten. Ideaal, je loopt in je zwembroek de deur uit en tien meter verderop wenkt het verkoelende water. Ik trek ijverig baantjes, maar nooit heel lang. De meeste tijd laten we ons met behulp van een stukje schuimplastic een beetje dobberen. En dan wordt er gepraat. Over het wereldgebeuren. En over het dorpsfeest van gisteravond. Waar je de beste paella kunt eten en over Trump en Clinton.
Laatst een heel gesprek over bedelaars. Die heb je hier veel, en ze zijn er van alle mogelijke nationaliteiten. Er zijn er die de terrasjes en stranden langsgaan en proberen iets te verkopen: een pakje papieren zakdoekjes, een waaier, een roos, een parasolletje. Bedelen kun je dat eigenlijk niet noemen. Maar er zijn er ook die ogenschijnlijk niets anders doen dan bij de ingang van de supermarkt zittend, al dan niet geveinsd vriendelijk alle klanten begroeten en het plastic bakje bij hun voeten voor zichzelf laten spreken. Soms zit er een miezerig hondje bij, soms een kindje.
Ik vind het maar lastig om er zomaar langs te lopen. Geef ik iets, dan denk ik: nu help ik om een onwaardig fenomeen in stand te houden. Geef ik niets, dan schaam ik me voor mijn boodschappenwagentje vol luxeartikelen. Want heb ik die fles wijn en die zak chips echt nodig? Aan dat dilemma probeer ik tegenwoordig te ontsnappen door te vragen of ik wat te drinken of te eten voor de persoon in kwestie kan kopen. Als deze daar positief op reageert, pak ik royaal uit met frisdrank en fruit. Maar het blijft lastig.
De buren in het zwembad weten het ook niet. We constateren dat de ene bedelaar eerder sympathie oproept dan de ander, maar eigenlijk vinden we dat ook weer niet eerlijk. Een buurvrouw weet te vertellen dat er een hele organisatie achter al die bedelaars zit, en dat de baas van het stel in een luxe Mercedes rijdt. Moet je die dan sponsoren? We komen er niet uit, en dobberen zwaar van zorgen rond in ons badje onder de koesterende Spaanse sol.