Afgelopen zaterdag was het Oldtimerdag in mijn stad. Varkensmarkt en Grote Markt stonden vol glanzend goud van oud. Trotse eigenaren er quasi nonchalant bij, gretig inspelend op elke vorm van belangstelling. Ik mocht zelfs even in een driewielig voertuigje, ter grootte van een flinke wandelwagen, plaatsnemen nadat ik hardop kennis had gegeven van mijn verrassing, dat dit speelgoedautootje een heuse BMW bleek te zijn. Er speelde een fanfare met veel hoempa en trommelslag, en tussen de muziek door knoopte de speaker met zijn loopmicrofoon gesprekjes met eigenaren over hun lievelingsvoertuig aan. Die gesprekjes ontaardden meestal in voor mij als alfa volstrekt onbegrijpelijke verhandelingen over zuigers, koelsystemen, aandrijfassen en carburateurs. Maar ik spitste ineens mijn oren bij wat een van deze liefhebbers als allerbelangrijkste bonus van zijn hobby naar voren bracht: “Je komt altijd en overal met mensen in contact!” Had ik het niet gedacht! Al dat poetsen en sleutelen is mooi, maar uiteindelijk gaat het, zoals bij alle hobby’s en passies, om wat het oplevert voor die fundamentele, oeroude behoefte: menselijk contact.
Desnoods over de katterug.