In de Stille Week grijp ik, op zoek naar een beeld waarin het lijden en verdriet van alle tijden is samengebald, nogal eens naar dit werk van de Duitse kunstenares Käte Kollwitz. Gemaakt na de Grote Oorlog van 14-18, ter gedachtenis van haar achttienjarige zoon Peter, gesneuveld in de velden van Vlaanderen. De kunstenares heeft prachtig uitgebeeld hoe heel verschillend de vader en de moeder met hun verdriet lijken om te gaan – de man stram, gesloten, de lippen op elkaar geperst, zichzelf koste wat het kost beheersend, de vrouw buigend en gebogen onder de zware last van het gemis. Doordat de beide beelden ook nog eens fysiek van elkaar gescheiden zijn, dringt zich de gedachte op dat het verdriet dat deze ouders delen hen uit tegelijk elkaar dreigt te drijven.
Ik heb tijdens mijn werkzame periode als geestelijk verzorger nogal eens met jonge militairen bij deze beeldengroep gestaan. En ik heb menigmaal aan de reacties kunnen aflezen hoe Käte Kollwitz met dit doorleefde werk de gebrokenheid in mensenlevens van alle tijden zichtbaar en voelbaar heeft weten te maken, voor jong en oud. Het is een paradoxale waarheid: de gruwelijkheden van een oorlog leveren vaak zeer sprekende beeldende kunst, muziek, literatuur en poëzie op. En zo blijft bij en ondanks alle lelijkheid ook de troost van schoonheid.