De vrouw, met wie ik al 41 jaar het leven doorbreng, zie ik maar weinig dezer dagen. Ze is na de zomer als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk actief geworden. Voor de paar Syrische gezinnen die onze stad onlangs heeft opgenomen, is ze, samen met andere vrijwilligers, al wekenlang in touw. Behalve dat ze allerlei cursussen moet volgen, zowel live als via e-learning, moest er – bij de kringloop –goedkoop maar goed meubilair worden ingekocht. De nieuwe stadgenoten mochten niet in een leeg huis komen, maar in elk geval kook- en eet-, zit- en slaapgelegenheid hebben. Zo’n huis wordt dus schoongemaakt, er komen gordijnen te hangen, bedden worden opgemaakt et cetera. Die nieuwe Nederlanders hebben er vermoedelijk geen idee van hoeveel mensen al uren, dagen, weken energiek in touw zijn om hun komst voor te bereiden. Dat hoeft ook niet. Ze merken gauw genoeg hoeveel inspanning er voor hen geleverd wordt, want na de eerste aankomst volgen allerlei stappen: een school zoeken voor de kinderen, registreren op het gemeentehuis, een bankrekening openen, wegwijs worden in de stad et cetera. Hoeveel Nederlanders hebben eigenlijk enig benul van wat zich allemaal afspeelt rond de opvang en integratie van statushouders? Ik kan intussen, meekijkend vanaf de zijlijn zeggen: hier gebeurt iets moois! En berust er zonder morren in dat ik vanavond weer alleen eet.
