Staatssecretaris Harbers houdt het been (nog) stijf. En intussen gaat het maar door, daar in die Bethelkerk in de Thomas Schwenckestraat in Den Haag. Dag na dag, nacht na nacht, uur na uur wordt er gezongen, gemediteerd, gebeden, uit de Bijbel gelezen, gemusiceerd. Een bont scala aan voorgangers, bien étonnés de se trouver ensemble, uit het hele land en uit alle mogelijke denkbare kerkgenootschappen afkomstig, soms vergezeld van een bus vol gemeenteleden, soms helemaal alleen, helpt mee om deze lange marathon vol te houden. Op hoop van zegen. Zegen zou in dit geval betekenen: een royaal pardon, niet alleen voor de familie Tamrazyan, maar voor de enkele honderden gezinnen met kinderen die hier geboren en/of getogen zijn. Of het middel (kerkasiel) niet erger is dan de kwaal (deze mensen ons land uit zetten) is onderwerp van vele discussies. Tegenstanders wijzen op het aloude “dura, sed lex”: waar blijven we als we de wetten, die we als democratische samenleving immers zelf hebben opgesteld, niet respecteren? Daar zit iets in. Maar wie in de joods-christelijke traditie is grootgebracht, zit het in de genen om te denken: als het om “leven en welzijn” gaat, moeten alle andere wetten uiteindelijk toch een stapje terug doen. “De sabbat is er om de mens, niet de mens om de sabbat”. Als wetten, hoe waardevol en belangrijk ook voor een geordende samenleving, mensen de adem dreigen te benemen, dan moet de gulden regel prevaleren: behandel een ander zoals je zelf behandeld zou willen worden! Wat mij betreft: ik zal, zolang als nodig en gewenst, proberen naar vermogen mijn aandeel aan het kerkasiel te blijven leveren!