Het is opvallend hoe vaak de aanleiding voor mijn wekelijkse blog tegen wil en dank gevormd wordt door weer een negatieve, teleurstellende, schokkende, gewelddadige, of rampzalige gebeurtenis ergens in onze grote kleine wereld. Van de week dacht ik iets teers, iets liefs in het vizier te hebben. In ons piepkleine achtertuintje hangt zo’n leuk houten mezenkastje. Van achter de glazen deuren volgen we al weken de inspanningen van vader en moeder koolmees, en als we ons voorzichtig in de buurt van het kastje waagden, hoorden we het gepiep van een nieuwe generatie zwartkoppen. Vertederend, ontroerend, ontwapenend, dat zijn woorden die daarbij passen. Maar de werkelijkheid in moeder natuur is ruiger! Van de week waren er ’s morgens vlieglessen voor de jeugd. Een van de jonkies trok dat niet en belandde voortijdig op de bodem. Z’n ego gedeukt, maar springlevend. Eventjes dan. Want tot hun afschuw zagen mijn dochters hoe plotsklaps een grote ekster uit een nabije boom dook en de onfortuinlijke brokkenpiloot in één gulzige hap verzwolg. Ach ja, ik weet het, het is piepklein leed dat onbeduidend lijkt in een wereldzee vol lijden. En toch begint zo’n dag dan met een zwart randje. Later schieten me woorden van Jezus te binnen, dat zelfs geen musje ter aarde zal vallen zonder de Vader. En ik besluit dat ik voor musje ook meesje mag lezen!