Inderdaad, ik heb een week in het ziekenhuis gelegen. Niet alle lezers hadden de ironie in mijn vorige blog doorgrond, en wie niet geduldig tot het einde doorgelezen heeft, zal de mededeling gemist hebben. Maar nogmaals, ja, ik lag op zaal. Eerst met drie medepatiënten, later op een kleinere zaal met één lotgenote. Over mezelf en mijn gezondheid ga ik het hier verder niet hebben. Ik heb geluk gehad, en daarmee basta! Belangrijker vind ik het nu om mijn warme waardering uit te spreken voor alle mensen in zo’n grote zorginstelling als een ziekenhuis. Of het nu vrijwilligers of professionals betrof, (en de verpleegkundigen kunnen nauwelijks gemotiveerd worden door salaris en CAO), ik heb uitsluitend bekwame, vriendelijke, verantwoordelijke en zorgzame mensen aan mijn bed en aan mijn lijf gehad. Dat geeft heel veel rust en vertrouwen wanneer je in een afhankelijke en onzekere positie verkeert. Ik ben daar dankbaar voor.
De tweede vrucht die ik mocht plukken, was die van de lotsverbondenheid tussen wildvreemden op de afdeling. Nog geen uur na mijn opname was ik met mijn zaalgenoten al in diepgaande, openhartige gesprekken verwikkeld. Het is een vorm van kameraadschap die ik ken uit mijn jaren bij de krijgsmacht en die ontstaat waar je met elkaar in dezelfde shit zit. Niemand houdt zich meer groot, je bent de schaamte voorbij en je bent blij dat je je kwetsbaarheid niet hoeft te verbergen.
Ik wandelde met mijn infuus op wieltjes over de gang, het was ’s avonds laat. Kon niet slapen, had behoefte aan beweging. Vanuit een kamer klonk een soort groet. Ik bromde een groet terug en wandelde verder. Maar na tien meter realiseerde ik me dat die groet een vraag om contact was. Ik keerde om, liep de kamer op en kreeg binnen de kortste keren het hele verhaal van een oude man die de andere morgen een zware operatie voor de boeg had. Zijn naam weet ik niet, noch hij de mijne. Maar toen we elkaar opnieuw goedenacht wensten, was dat bijna als vrienden.
Het was een vreemde, maar ondanks alles rijke tijd. Zoiets noemen ze geloof ik een “blessing in disguise”.