top of page

De rode lijn - een poging tot gesprek

  • Foto van schrijver: Henk Fonteyn
    Henk Fonteyn
  • 24 mei
  • 3 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 4 dagen geleden




Worstelde ik twee weken terug nog of ik wel of niet zou meelopen in Den Haag met ‘de rode lijn’, intussen kan ik terugblikken op deze ervaring. Een gesprek dat ik in de week daaraan voorafgaand had met een jonge moeder die al zeker wist dat ze wel zou gaan, overtuigde me. Zij verweet mijn generatie dat we te rustig, te berustend waren geworden. Dat we blijkbaar niet meer zo kwaad over onrecht werden dat we er onze stoel nog voor uit kwamen. Digitaal een petitie van Amnesty tekenen zonder de begeleidende tekst echt goed te lezen, en dan het idee hebben dat je je bijdrage aan een rechtvaardige wereld weer hebt geleverd. Natuurlijk overdreef zij, maar toch …

Of demonstreren helpt? Dat lijkt me twijfelachtig. En dat er nog zoveel meer onrecht en geweld in de wereld gaande is, waar je ook tegen zou kunnen en moeten protesteren? Dat is helaas maar al te waar. Maar nu was de vraag simpelweg of ik bereid was om op zondagmiddag 18 mei met mijn aanwezigheid kracht bij te zetten aan het protest tegen alle geweld waaraan de bevolking van Gaza blootstaat.

En dus liep ik zondag 18 mei met 99.999 anderen door Den Haag. Zonder spandoek, maar wel in het rood. In een qua leeftijd, kleur en komaf zeer diverse mensenmenigte. In een vriendelijke en welwillende onderlinge sfeer. Stond alles me dan aan? Toegegeven, soms hoorde ik leuzen die ik zelf niet licht op de lippen zou nemen, omdat er zoveel verkeerde conclusies aan verbonden kunnen worden. Maar er waren ook teksten waar ik – al ben ik niet zo van het luidkeels mee roepen – helemaal mee in kon stemmen.

Wat was nou mijn diepste drijfveer? Ik heb het mezelf naderhand afgevraagd, zeker nadat ik werd geconfronteerd met reacties van mensen die zich nadrukkelijk distantieerden van deze demonstratie. En ik kom tot de conclusie dat ik een van de vele in rood gehulde wandelaars was, die vooral gedreven werden door verdriet. Verdriet om wat Israël geworden is.

Ik behoor tot de vele Nederlanders die zich in het verleden altijd heel sterk bij de staat Israël betrokken wisten. Het is waar, van de naqba had ik tot voor vijfentwintig jaar geleden nooit gehoord. En toegegeven, de moderne Israëliër stond en staat cultureel dichter bij mij dan de doorsnee Palestijn. Talrijke keren bezocht ik Israël als reisleider van groepen ‘heilige landlopers’. Ik hield van het land en haar bevolking. En dat doe ik nog! Maar denkend aan het Israël van nu, aan de fanatieke zionisten, aan de nederzettingenpolitiek, aan de vernederende behandeling die Palestijnen dagelijks bij de controleposten ondergaan, aan de extreemrechtse stemmen in de Knesset, dan voel ik vooral verdriet. Het voelt alsof een goede vriend alles te grabbel gooit waarvoor je ooit zij aan zij samen optrok.

Ik probeer te begrijpen waarom mensen om mij heen, collega-predikanten, familieleden, vrienden, veel kerkelijke mensen, het huidige geweld dat door Israël wordt gebruikt, proberen te relativeren of bagatelliseren, of het rechtvaardigen door naar 7 oktober te verwijzen, alsof daar al niet een lange geschiedenis aan vooraf is gegaan. En ik denk dat ik het begrijp: zij vrezen dat kritiek op Israël uiteindelijk wel moet uitlopen op Jodenhaat, op het ontkennen van het bestaansrecht van de Joden, niet alleen in Israël maar wereldwijd. Ik kan daar alleen maar tegenover stellen, dat de mensen met wie ik naar Den Haag gereisd ben, dat net als ik juist deden omdat Israël en het Joodse volk daar en elders in de wereld, religieus of niet-religieus, ons allesbehalve onverschillig zijn, laat staan dat we haat zouden koesteren of willen aanwakkeren.  Veeleer treurden we al lopend om een vriendschap die verloren lijkt te gaan.




 
 
 

Comments


bottom of page