Het liep de spuigaten echt uit,
het water stond ons hoger dan de lippen.
We dreigden te vergaan met man en muis!
Ik zag ons hele toekomstperspectief al stranden op de klippen
van de kust die bij mooi weer idyllisch ’t blauw omzoomt
van het meer van Galilea.
De Heer kan prachtig preken, absoluut,
maar toen Hij scheep ging
zonder ook maar een seconde overleg met mij te plegen
dacht ik: ‘mijn lieve hemel!’ of zoiets.
Ik had de wind allang gevoeld
die van de hoogten van Golan
omlaag jaagt in het dal waarin het water woont,
en dacht nog stiekem bij mezelf: ’t is God verzoeken
om juist dit ogenblik het ruime sop te kiezen.
De Meester zou zich beter kunnen laten leren
door mensen met verstand van navigeren.
Maar ja, wat doe je, ik besloot te zwijgen.
Ik ben geen kapitein meer op mijn eigen levenszee
maar volgeling, dus … ik ging mee.
En in mij klonk nog na wat Hij ons had geleerd:
De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten,
maar voor de zoon des mensen is geen rustplaats weggelegd.
Dat nam niet weg, dat weldra op de plecht Hij zich had neergevlijd.
Toen was het tijd,
en een twee drie in Godsnaam waagden wij de oversteek.
Terwijl het dreigend zwart zich allengs samenpakte,
de wind de golven aanblies en ’t geweld ons scheepje greep
en op en neder kwakte,
liet Hij me schipperen. Ik vocht voor ons bestaan
tot ik alleen nog maar kon janken: ‘Heer, word wakker, we vergaan!’
Maar toen Hij opstond, was geen angst te lezen in zijn ogen.
Hij leek haast bij de elementen in zijn element.
De golven en de wind…. ze zwegen op zijn wil.
Ik dacht: het is alsof ze eerst waren ontboden
om hier wat rond te komen spoken, als een spel.
Ze dropen af. Het werd volkomen stil.
En bij mezelf heb ik gedacht:
dit is ons niet toevallig overkomen.
Die storm had Hij terdege wel verwacht!
Hij heeft ons in de boot genomen!
Comentários