Elk jaar lijkt me het cliché, dat bij het ouder worden de tijd sneller gaat, een klein beetje meer waarheid te worden. Alweer kerst, alweer oud en nieuw. Ik zeg het niet blasé, maar wel met enige weemoed. De zandloper blijft onverbiddelijk stromen en de onderste helft is voller dan de bovenste, even los van alle metafysica. Niet dat ik niet van metafysica zou willen weten. Maar een ‘life to come’, een ‘hereafter’, ‘eeuwig leven’, de hemel, of hoe je het dan ook wenst te omschrijven … het blijft een (te) grote uitdaging voor mijn verstand. En het vergt dan ook het uiterste van mijn vertrouwen in een macht, groter en liefdevoller dan ik kan bidden, hopen of bedenken. Intussen kan niets of niemand mij ervan weerhouden, soms te fantaseren over dat ‘hiernamaals’ Ooit schreef ik dit gedichtje:
VISSERS
Zie ik hen zitten
langs de waterkant
dan heb ik altijd beet
zie ik mezelf als jongen
aan de oever van de Waal
de Schie de Schelde
het Noord Hollands kanaal
ons brood verpakt
in vetvrij papier
een zelfgemaakte bal gehakt erbij
de thermoskan met koffie, zwart en zoet
genoeg voor een dag
saamhorig turen
we zeiden niet zo veel
maar we wisten,
mijn vader en ik,
ons bij elkaar op ons gemak
het heeft te kort geduurd
maar God zag
dat het goed was
Droom ik me ‘eeuwigheid’, dan is dit een van de beelden. Met mijn vader, (en tegenwoordig: met mijn zoons en kleinzoon er ook bij), saamhorig zwijgend aan de waterkant, met een hengeltje en een thermoskannetje koffie. En ja, ook alle andere geliefden zijn er bij (net als al die anderen trouwens ...), maar die houden niet van vissen.
(Het gedicht staat in de bundel Zusterlief Broederlief, gedichten en schilderijen bij het Zonnelied van Franciscus van Assisi, uitgave Anderszins, Ermelo 2017)
Comments