Wie in de orthodox reformatorische zuil is grootgebracht, zal de eerste vraag in de titel herkennen. Wie Maarten ’t Hart’s mooie boek ‘Een vlucht regenwulpen’ gelezen heeft, herkent hem ook. De vraag is afkomstig uit een leerboekje, de Heidelbergse Catechismus, opgesteld in 1563 door twee Duitse protestestantse dominees, De Beer en Olijf. In dit boekje worden in 52 ‘zondagen’, in de vorm van vraag en antwoord, de kernthema’s van het traditionele reformatorische geloof behandeld. Mensen van mijn leeftijd met een gereformeerde opvoeding zullen zich herinneren, hoe vroeger in de kerkelijke avonddiensten deze 'zondagen' systematisch bepreekt werden. Didactisch gezien is de Heidelberger een knap ontwerp. Doordeweeks besproken tijdens de catechisatie, zondags in de avonddiensten, maakte het, dat de reformatorische dogmatiek stevig kon landen in gereformeerde hoofden. Ook in veel gereformeerde harten trouwens!
Zondag 10 snijdt een van de moeilijkste vragen voor elk gelovig mens aan. Hoe kunnen we slopende ziekten, natuurrampen, oorlogsleed en hongersnood rijmen met de belijdenis van een liefdevolle hemelse Vader die alles in de hand heeft? Die ‘erin voorziet’? De schrijvers van de Catechismus zoeken hun troost in de gedachte dat, hoe ellendig het leven ook kan uitpakken, niets bij toeval geschiedt, maar dat alles door Gods vaderlijke hand beschikt wordt. En de nadruk ligt daarbij op ‘vaderlijk’.
Ik behoor - vermoedelijk met zeer velen - tot de hedendaagse gelovigen die de goede bedoelingen van deze traditionele leer over Gods voorzienigheid oprecht willen waarderen, maar er tegelijkertijd zelf geen kant meer mee op kunnen noch willen.
God en Auschwitz (en vul voor Auschwitz elke andere gruwel in) zijn twee woorden die elkaar niet verdragen, als we blijven uitgaan van een traditionele opvatting van de Providentie.
Reden waarom in veel theologie na Auschwitz is gekozen voor het beeld van een meelijdende God. Daarbij wordt in joodse theologie bijvoorbeeld verwezen naar een woord van de profeet Jesaja: “In al hun benauwdheden was ook Hij benauwd”. Christenen verwijzen naar Christus als de weerloze, de lijdende, het ultieme slachtoffer.
God als de machteloze? Of, zoals ooit professor Berkhof in zijn boek "Christelijk geloof" voorstelde: als weerloze overmacht? Uitsluitend machtig in grenzenloze liefde? Ik heb ook na zeventig levensjaren het antwoord nog niet gevonden. Maar dat liefde een geweldige kracht is, dat durf ik bij het ouder worden uit de grond van mijn hart steeds meer te onderschrijven…
Comentarios