In de voorbije week zijn weer tientallen mensen verdronken in de Middellandse Zee. Geen badgasten die zich ondanks alle waarschuwingen te ver in zee waagden, maar ‘gelukzoekers’. Mensen die aan het aanhoudende geweld in Libië, Somalië, Soedan of Nigeria, of aan de corruptie en de economische uitzichtloosheid in hun land van herkomst wilden ontkomen. Of aan bepaalde conservatieve patronen en normen waardoor hun leven van meet af aan in een keurslijf gegoten was. Misschien hebben ze jaren gespaard voor de overtocht, hun waardevolle bezittingen verkocht, en wie weet wat nog meer moeten doen, om met vele tientallen anderen opeengepakt in een amper zeewaardig schuitje de overkant te kunnen halen. En dan haalt zo’n bootje de overkant niet. Om te huilen. Maar de praktijk is, dat dit soort berichten in de marge van het nieuws blijven en ook niet meer dan de marge van mijn aandacht halen. Wij raken meer opgewonden over een nieuw hitterecord in Holland of over de komst van de Grand Prix naar Zandvoort. Tijdens onze recente vakantie in Frankrijk vielen me – niet voor het eerst – de talloze monumenten op voor gesneuvelde jonge mannen in de 1e en 2e Wereldoorlog. Zelfs de meest piepkleine dorpjes kennen hun doden en overal worden ze herdacht, uiteraard met de impliciete boodschap “dat nooit weer!”. Ik ben benieuwd of er ooit nog eens ergens aan de Middellandse Zeekust, laten we zeggen in Cannes, een ongemakkelijk monument op de boulevard komt te staan dat alle badgasten en filmfestivalbezoekers eraan herinnert dat die mooie blauwe Mediterranée in ons millennium in een paar decennia is veranderd in een groot massagraf. Misschien kunnen we als Europese gemeenschap wat meer vastberadenheid tonen om het niet nog erger te laten worden…